Studiekostenbeding niet geldig

Korte inhoud: Studiekostenbeding in strijd met artikel 7:611a BW en verder in strijd met artikel 7:611 BW daar werkgever werknemer(s) onvoldoende op de consequenties van het beding heeft gewezen

Deze uitspraak is een combinatie van nieuw en oud recht aangaande het studiekostenbeding.

In een uitspraak van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 28 juni 2023 (op 22 augustus jongstleden gepubliceerd) oordeelt de kantonrechter ten eerste dat het studiekostenbeding in strijd is met artikel 7:611a BW. Artikel 7:611a lid 1 BW bepaalt, voor zover hier van belang, dat de werkgever de werknemer in staat stelt de scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie. Artikel 7:611a lid 2 BW bepaalt dat wanneer de werkgever op grond van het toepasselijk Unierecht, het toepasselijke nationale recht, een collectieve arbeidsovereenkomst, of een regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan verplicht is zijn werknemers scholing te verstrekken om het werk waarvoor zij zijn aangenomen uit te voeren, de in lid 1 bedoelde scholing kosteloos moet worden aangeboden aan de werknemers, beschouwd wordt als arbeidstijd en, indien mogelijk, deze plaatsvindt tijdens de tijdstippen waarop arbeid verricht moet worden. Artikel 7:611 lid 4 BW bepaalt dat een beding waarbij de kosten van scholing als bedoeld in lid 2 worden verhaald op of verrekend met geldelijke inkomsten uit hoofde van de dienstbetrekking van de werknemer, nietig is.

Artikel 7:611a lid 2 en 4 BW zijn pas met ingang van 1 augustus 2022 ingevoerd vanwege de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1152 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Europese Unie, (PbEU 2019, L 186).

Daarnaast acht de kantonrechter werknemers evenmin gebonden aan de bedingen, omdat in zeer korte tijd verschillende elkaar opvolgende studiekostenbedingen waren overeengekomen met aanzienlijke bedragen afgezet tegen het verdiende loon, zonder dat werkgever aan werknemers de consequenties duidelijk had aangegeven (7:611 BW).

In het arrest HR 10 juni 1983, ECLI:NL:HR:1983:AC2816, NJ 1983/796, r.o. 3.1 heeft de Hoge Raad reeds geoordeeld dat de voor de werknemers ernstige consequentie tot terugbetaling van de studiekosten duidelijk aan de werknemer moet worden uiteengezet. Dat is hier naar oordeel van de kantonrechter niet of in ieder geval onvoldoende gebeurd.

De ontwikkeling in het recht ten aanzien van studiekosten is, zeker vanwege 7:611a BW, volop gaande. Vanwege de complexiteit van de materie is het raadzaam ons om advies te vragen.  Over het arbeidsrecht leest u hier meer:

Participatiewet: verzwegen vermogen in het buitenland

Graag wijs ik op een goede noot bij een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. In deze zaak stond ik een bijstandsgerechtigde bij (strikt genomen ging het om een AIO-aanvulling door de SVB) die werd geconfronteerd met een hoge terugvordering wegens onroerend goed in het buitenland. Opvallend is naar mijn mening vooral de zogenoemde “beginselconforme” uitleg van artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet. Hierbij de noot:

https://downloads.schulinck.nl/pwjuri-2023-03.htm

 

Portretrecht in het arbeidsrecht

In een weinig dagelijkse zaak maakt de online supermarkt Picnic inbreuk op het portretrecht van een werkneemster. Werkneemster heeft volgens de rechtbank recht op schadevergoeding.

Feiten 

Werkneemster is van 10 april 2019 tot 27 september 2022 werkzaam geweest bij Picnic. Op 3 december 2019 heeft Picnic werkneemster benaderd over deelname aan een fotoshoot, waarmee werkneemster heeft ingestemd. Deze fotoshoot heeft plaatsgevonden op 4 december 2019. Werkneemster heeft voorafgaand aan de fotoshoot een verklaring (zogenaamde quit claim) getekend. De van werkneemster gemaakte foto’s zijn vanaf november 2021 gebruikt door Picnic voor reclame-uitingen. Werkneemster heeft wegens succes van de campagne een extra vergoeding ontvangen. Picnic heeft de afbeeldingen van werkneemster na het gesprek met haar op 7 april 2022 verwijderd van de bestelbusjes in Nederland. Werkneemster vordert een verklaring voor recht dat Picnic inbreuk maakt op haar portretrecht en dus onrechtmatig handelt.

Oordeel 

Werkneemster heeft (mede) gezien de tekst van de door haar ondertekende quit claim geen toestemming gegeven voor het grootschalige gebruik dat Picnic van haar foto’s heeft gemaakt. In elk geval niet voor de meer dan levensgrote stickers op bestelbusjes (en al helemaal niet op bestelbusjes buiten Nederland). Dat kan in ieder geval niet worden begrepen onder ‘de beschikbare promotiekanalen van Picnic BV’.  Dit gebruik was dus onrechtmatig. Anders dan een professionele acteur, die wordt ingehuurd voor een langdurige campagne voor bijvoorbeeld een supermarkt en daarvoor een navenante vergoeding ontvangt, heeft werkneemster er geen rekening mee behoeven te houden dat zij door grootschalig gebruik van haar portret voor het publiek mogelijk voor langere tijd met het bedrijf van gedaagde wordt geassocieerd. De kantonrechter acht immateriële schade als gevolg van het gebruik van het portret van eiseres dan ook voldoende aannemelijk. Die schade is niet ongedaan gemaakt door verwijdering van de afbeeldingen, maar hooguit beperkt. Op grond van het vorenstaande is de gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar. De kantonrechter schat de immateriële schade van eiseres die voor vergoeding in aanmerking komt op een bedrag van € 10.000.

Woedend achter collega aanlopen, kantoordeur intrappen en roepen ‘matennaaier, vuil kutwijf, stoephoer, trut’ onvoldoende voor ontslag op staande voet: billijke vergoeding € 88.640


In een op het eerste gezicht zeer opvallende zaak van de rechtbank Overijssel (locatie Zwolle) van 25 augustus 2022 gaat een werknemer er met een flinke buit vandoor na zich zeer onbetamelijk te hebben gedragen op de werkvloer. Volledige tekst is online te vinden met kenmerk ECLI:NL:RBOVE:2022:2474.

Wat zijn de feiten?

Werknemer is op 18 september 2006 in dienst getreden van een groothandel in sanitair en installatiematerialen (hierna: werkgeefster). De laatste functie die hij vervulde, is die van senior medewerker verkoop, tegen een salaris van € 3.750,56 bruto per maand, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten. Werknemer is bij brief van 9 mei 2022 op staande voet ontslagen. Uit de ontslagbrief blijkt dat werkgeefster aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd dat werknemer zich zodanig ernstig intimiderend en agressief naar collega’s toe heeft gedragen, dat deze voor hem zijn weggevlucht en totaal van streek zijn geraakt. Werknemer is volgens werkgeefster op 6 mei 2022 woedend achter een collega aangelopen, heeft de deur van haar kantoorruimte opengetrapt en heeft haar vervolgens uitgescholden met de woorden “matennaaier, vuil kutwijf, stoephoer, trut, je laat je ware aard zien en je bent uit op mijn functie”. Werknemer heeft, zo vermeldt de ontslagbrief, een andere collega in februari 2022 ook al eens op vergelijkbare wijze benaderd en is toen gewaarschuwd dat als dit nog eens zou gebeuren, hij ontslagen zou worden. Werknemer stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Werknemer heeft ter zitting zijn primaire verzoeken ingetrokken. Dit betekent dat het ontslag op staande voet in stand zal blijven en dat in deze zaak uitsluitend nog de vraag voorligt of werknemer dan wel werkgeefster vanwege dit ontslag aanspraak kan maken op een financiële compensatie.

Wat vindt de kantonrechter?

Naar het oordeel van de kantonrechter verschillen partijen van mening over de vraag hoe werknemer zich op 6 mei 2022 precies heeft gedragen. Vast staat echter dat hij die dag een collega onheus heeft bejegend door verbaal zijn frustratie jegens haar te uiten en haar flink uit te schelden. Dit betreft op zichzelf reeds ontoelaatbaar gedrag dat een werknemer op de werkvloer niet behoort te vertonen. Voorstelbaar is bovendien dat dit gedrag bij een of meer collega’s agressief en intimiderend is overgekomen. Ook indien echter juist is dat werknemer zich op 6 mei 2022 dusdanig agressief en intimiderend heeft gedragen, dat zijn collega’s voor hem zijn weggevlucht en zij van streek zijn geraakt, is de kantonrechter van oordeel dat dit in de gegeven omstandigheden geen dringende reden voor een ontslag op staande voet oplevert. In dit kader acht de kantonrechter van belang dat werknemer – zo kan uit de door werkgeefster overgelegde verklaringen van collega’s worden afgeleid – verschillende keren eerder uit zijn slof is geschoten, maar werkgeefster hier nooit serieus werk van heeft gemaakt, door hem bijvoorbeeld een officiële waarschuwing te sturen of op een andere manier vast te leggen dat sprake was van ontoelaatbaar gedrag. Hier komt bij dat aannemelijk is dat de uitbarsting van werknemer verband houdt met zijn spanningsklachten en dat werkgeefster ten tijde van het ontslag op staande voet wist van die klachten. Naar het oordeel van de kantonrechter is werknemer ten onrechte op staande voet ontslagen en is er dus sprake van een onregelmatige opzegging van zijn arbeidsovereenkomst. Werknemer heeft recht op de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding en een bescheiden billijke vergoeding omdat hij al per 1 augustus 2022 een andere baan heeft gevonden.

In wezen komt het oordeel er dus op neer dat het gedrag van de werknemer in het licht van het eerdere gedogen en de kennis bij de werkgever over diens relevante persoonlijke omstandigheden alsnog geen voldoende grond oplevert voor een ontslag op staande voet.

Ontslag en normalisering ambtenarenrecht

Al ruim 2,5 jaar is de Wet normalisering voor ambtenaren in werking getreden. Het aantal opvallende ontslagzaken blijft beperkt. Een saillante zaak van de rechtbank Rotterdam is uitgesproken op 30 juni 2022 (gepubliceerd op 20 juli). Zie ECLI:NL:RBROT:2022:5560.

Het gaat hier om de ontbinding van een arbeidsovereenkomst van een douanemedewerker. Bij de douane werken geen ambtenaren meer in de klassieke zin (d.w.z. op basis van een aanstelling). Deze ambtenaar is strafrechtelijk schuldig bevonden aan computervredebreuk en schending ambtsgeheim. De Staat heeft de ontbinding primair gevorderd op grond van wanprestatie. Het ligt eerder voor de hand om ontbinding te vragen op basis van verwijtbaar handelen in zo een geval (e-grond). De rechtbank wijst de ontbinding toe zonder toekenning van een transitievergoeding.

De advocaat van de ambtenaar had zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank in deze zaak. Het is ook nagenoeg onmogelijk om bij een strafrechtelijke veroordeling, die samenhangt met het functioneren, nog een ontbinding van de arbeidsovereenkomst zinvol te bestrijden.

Ik had zelf in 2020 een vergelijkbaar geval. Ook daar was een verweer kansloos (ECLI:NL:RBDH:2020:5446). De overheid vorderde daar primair wel de ontbinding op grond van verwijtbaar handelen.

Zelf ontslag nemen en wel een transitievergoeding

Als de arbeidsovereenkomst niet eindigt op initiatief van werkgever, kan werknemer toch recht hebben op de transitievergoeding. Dit is het geval als de arbeidsovereenkomst eindigt of niet wordt voortgezet op initiatief van werknemer, als gevolg van “ernstig verwijtbaar handelen” van werkgever (artikel 7:673 lid 1 sub b BW). Meestal zal het hier gaan om een opzegging door werknemer.

Er moet wel sprake zijn van een causaal verband tussen het gedrag van werkgever en opzegging door werknemer (RBROT:2021:10790). Als dit verband ontbreekt, bijvoorbeeld omdat werknemer opzegde nadat hij een nieuwe arbeidsovereenkomst tekende, heeft werknemer geen recht op een transitievergoeding.

Ernstig verwijtbaar handelen van werkgever zal zich slechts in uitzonderlijke gevallen voordoen. Hieronder een paar voorbeelden.

Er was sprake van ernstig verwijtbaar handelen in de situatie dat werkgever zijn verplichtingen ernstig veronachtzaamt waardoor een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat (RBROT:2021:3058).

Zie ook de zaak waarin een zieke werknemer de arbeidsovereenkomst opzegde omdat werkgever langer dan een jaar geen salaris betaalde en geen re-integratie-inspanningen verrichtte (RBNHO:2021:4530).

In een andere zaak oordeelde kantonrechter Maastricht dat werkgever ernstig verwijtbaar handelde door werknemer onder druk te zetten naar het werk te komen terwijl deze tot een Covid-19-risicogroep behoorde en er geen veilige werkplek gerealiseerd was (RBLIM:2021:5203).

Ook in een ander geval concludeerde kantonrechter Maastricht dat werkgever ernstig verwijtbaar handelde. Werknemer werd, ondanks dat hij meermaals protesteerde, jarenlang voor een belangrijk deel van de arbeidsduur ingezet in taken van een lager niveau (RBLIM:2021:5429). In dit geval ging het overigens om een ontbinding van de arbeidsovereenkomst op verzoek van werknemer. Dat zijn hoogst uitzonderlijke gevallen.

Om te beoordelen of er wellicht in uw geval ernstige verwijtbaarheid van de werkgever present is, waardoor u de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, zodat er alsnog recht is op een transitievergoeding, kunt u contact opnemen.

Geweld werknemer leidt tot ontslag op staande voet

Gisteren schreef ik over een geval van ontslag op staande voet, waarbij de Hoge Raad bepaalde dat de persoonlijke omstandigheden van de werknemer in de weg kunnen staan van het bestaan van een dringende reden.

Ditmaal een ontslag op staande voet dat onlangs bij de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland (Almere) wel stand houdt, ondanks het belang van de persoonlijke omstandigheden van werknemer (ECLI:NL:RBMNE:2022:2305).

In dit geval heeft de werknemer het initiatief genomen tot een confrontatie met een collega en lichamelijk geweld gebruikt.

De rechter bepaalt dat geweld tussen collega’s onacceptabel gedrag is. De persoonlijke omstandigheden van werknemer, hoewel hij een lang dienstverband van ruim 22 jaar heeft bij werkgever en van eerdere incidenten niet is gebleken, staan aan een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet in de gegeven omstandigheden niet in de weg. Ook de leeftijd van werknemer en de financiële gevolgen die het ontslag op staande voet met zich meebrengen maken de uitkomst niet anders.

De handelwijze van werknemer kan worden aangemerkt als een zodanig ernstige schending van de op hem rustende verplichting zich als goed werknemer te gedragen dat van werkgever redelijkerwijs niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het ontslag op staande voet is daarmee rechtsgeldig gegeven.

Overzicht behouden bij ontslag op staande voet (oosv)

Of sprake is van een dringende reden voor ontslag hangt af van alle omstandigheden van het geval, waarbij de ernst van de gedragingen steeds moet worden afgewogen tegen de gevolgen van het ontslag op staande voet voor de werknemer. Een ontslag op staande voet kan voor werknemer zeer vergaande gevolgen hebben. Een ontslag op staande voet leidt tot verwijtbare werkloosheid, waardoor werknemer geen recht heeft op een werkloosheidsuitkering. Bovendien zal het voor een werknemer die op staande voet ontslagen is lastiger zijn een nieuwe baan te vinden. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een dringende reden worden daarom alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen.

Dit is vaste rechtspraak en is recent weer eens onderstreept in een arrest van de Hoge Raad over een Arubaanse zaak (ECLI:NL:HR:2022:860).

Wat was er aan de hand? Een senior huishoudelijk medewerkster van een resort heeft een iPad niet volgens de bedrijfsregels in beheer genomen als gevonden voorwerp, maar aan haar zoon gegeven. De iPad is uiteindelijk wel aan de rechtmatige eigenaar teruggegeven. De werkgever heeft het gedrag van werkneemster conform beleid bestraft met een oosv.

In eerste aanleg is het ontslag vernietigd. In hoger beroep is het ontslag in stand gelaten. Wat vindt de Hoge Raad? De hoogste rechter oordeelt:

“De werkneemster heeft in feitelijke instanties aangevoerd dat zij in de afgelopen jaren bij waardevolle gevonden voorwerpen ook zelf op zoek is gegaan naar de eigenaar, dat zij een voorbeeldige werkneemster met een brandschoon arbeidsverleden is, dat zij 60 jaar oud is en dat zij nooit meer een soortgelijke functie met het daarbij behorende salaris zal kunnen krijgen. Het hof had deze stellingen van de werkneemster, die betrekking hebben op de wijze waarop de werkneemster de dienstbetrekking heeft vervuld, op haar persoonlijke omstandigheden en op de gevolgen die een ontslag op staande voet voor haar zal hebben, kenbaar in zijn beoordeling dienen te betrekken. Het hof heeft dat echter niet gedaan en heeft aldus zijn oordeel dat de reden die Divi aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd, is komen vast te staan en dit ontslag kan dragen, niet toereikend gemotiveerd.”

Het kan dus best zijn dat er rechtens (alsnog) een dringende reden is, maar dat moet dan wel worden gemotiveerd met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden. In deze zaak komen een aantal factoren dienaangaande pregnant naar voren.

Ten eerste de gevolgen voor werknemer/leeftijd van werknemer. Ten tweede de lengte van het dienstverband. De rechter toetst de persoonlijke omstandigheden niet ambsthalve. Het is aan de advocaat van de werknemer deze naar voren te brengen. Dat was in deze zaak wel geschied, maar de rechter had er in hoger beroep niet kenbaar acht op geslagen, zodat de HR casseert.

Nachtwacht verdient 100% loon

Onlangs heb ik twee zogenoemde “slaapwachten” bijgestaan. In een hoger beroep vorderden zij over hun slaapdiensten 100% loon terwijl zij van hun werkgever maar 50% betaald kregen. Beide partijen beroepen zich op de cao Sociaal Werk, Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening. Anders dan de kantonrechter oordeelde het gerechtshof in Den Haag dat de werknemers gelijk hebben. De uitspraak is van 28 september 2021. De publicatie op rechtspraak.nl volgde op 25 oktober. Op 26 oktober 2021 noemde De Telegraaf dit in de kop van een artikel “slapend rijk” worden. Onderdeel van het geschil was echter dat een slaapdienst niet louter rusturen behelst, maar ook waakzaamheid behelst. De zorginstelling is inmiddels in cassatie gegaan. Het is nog even afwachten wat daaruit komt.

Donut eten tijdens werk resulteert in ontslag supermarktmedewerker Deen.

donut leidt tot ontslagDeen + Donuts = don’t

Iedereen zet graag om de zoveel tijd zijn of haar tanden in een lekkere snack. De donutliefhebber die werkzaam was bij supermarktconcern Deen bedenkt zich voortaan wel twee keer alvorens te snoepen tijdens het werk.

De rechter achtte een ontslag op staande voet niet gepast, echter was er voldoende aanleiding om over te gaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, dit vanwege verwijtbaar handelen. Lees hier het volledige artikel op ontslag.nl
(bron: ontslag.nl)