Ontslag op staande voet EN ontslagvergoeding
Onlangs oordeelde de rechtbank Oost-Brabant (ECLI:NL:RBOBR:2017:1311) dat een werknemer, waarvan vast kwam te staan dat deze zich dreigend en agressief jegens collega’s had opgesteld, terecht ontslag op staande voet had gekregen, maar kende wel de transitievergoeding aan werknemer toe. Een ontslag op staande voet wordt gegeven op basis van een dringende reden, zoals bedoeld in artikel 7:678 lid 1 BW, te weten daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer waardoor van de werkgever in redelijkheid niet meer kan worden verwacht om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Op grond van artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW is de transitievergoeding alleen dan niet verschuldigd indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. In het voorhanden geval was de rechtbank van mening dat het onbetamelijke handelen van de werknemer deels kon worden verontschuldigd, zodat afbreuk wordt gedaan aan de vereiste ernstige verwijtbaarheid, met als gevolg dat de transitievergoeding wel toegekend moet worden.